Dwergmuizen

Dwergmuizen

Het zijn voornamelijk zaadeters maar af en toen eten ze ook insecten en aas.

Dwergmuizen

De dwergmuizen zijn de kleinste knaagdieren van Europa en behoren  tot het geslacht van de ware muizen. Dankzij hun kleine formaat en relatief lage staart klimmen ze moeiteloos op grasstengels of andere hoge vegetatie.  Het zijn voornamelijk zaadeters maar af en toen eten ze ook insecten en aas. Dwergmuizen  komen in Nederland vrijwel overal voor in hoog gras, zeggen en graan- en rietvelden, ruigten en dijkbegroeiing, maar ook in kreupelhout, houtwallen, hagen, braamstruiken en in de duinen. Ze hebben  geen duidelijke voorkeur voor droge of natte gebieden. Vooral de aanwezigheid van hoog opgaande dichte vegetatie is van belang. Intensief gemaaide gebieden worden gemeden.

Van het voorjaar tot het najaar leven ze voornamelijk bovengronds en dan vooral in hoge grassen, planten en aren en zijn ze ‘s nachts actief. In de winter leven ze meer op de grond en zijn dan ook overdag actief. De dwergmuis leeft vrijwel solitair. Behalve in de paartijd want dan komen ze bij elkaar om zich voort te planten.  De nesten die als rust- en verblijfplaats worden gebruikt, bevinden zich vaak tot op 1 meter hoogte in stengels van ruigte en riet. Hoe hoger de vegetatie hoe hoger de nesten zich bevinden. Het nest is ongeveer 4 cm in doorsnede en wordt gemaakt van in elkaar geweven grassprieten. In de herfst verdord de vegetatie en worden de nesten beter zichtbaar.

Dwergmuizen in de Lettelberterpetten

De Lettelberterpetten is een petgatencomplex waar rond 1900 veen gewonnen is door petgaten te graven . Het veen uit de petgaten werd  op de legakkers te drogen gelegd waarna er turfjes van gestoken werden; de zogenaamde baggelturfjes.  Nu 100 jaar later zijn de petgaten grotendeels weer dichtgegroeid en bedekt met een bos bestaand uit els en wilg. Ook de legakkers zijn ook grotendeels begroeid met bomen, met uitzondering van de randen van het gebied. Aan de randen wordt er sinds 2009 een actief beheer gevoerd om de legakkers open te houden. Hiervoor worden eens in de 3-4 jaar alle bomen en struiken op de legakker verwijderd.  Wat achterblijft zijn legakkers bedekt met een ruige vegetatie van grassen, kruiden en zeggen die niet gemaaid worden. In deze vegetatie op de legakkers worden regelmatig dwergmuizen waargenomen. Ook de nestjes worden regelmatig gevonden in de hoge vegetatie. Het veelvuldig vinden van de nestjes was in het najaar van 2015 de reden om uitgebreider naar de soort te gaan kijken.  Vanaf november 2015 zijn elk najaar in november de nestjes geteld in een aantal proefvlakken.

Van 2015 tot en met 2017 is het aantal gevonden nesten ongeveer gelijk en schommelt rond de  25. In 2018 verdubbelde dit bijna tot 46 nesten.

Jaarlijks zijn dezelfde proefvlakken geteld en is er ongeveer evenveel tijd gestoken in het zoeken van nesten. De toename van de soort in 2018 is dus reëel. De reden van de toename is lastiger te geven. De proefvlakken bestaan uit legakkers en deze zijn de laatste jaren flink gesnoeid waardoor er meer ruimte is voor grazige vegetaties.  Deze grazige vegetaties worden niet gemaaid en daardoor is een ideaal biotoop ontstaan voor dwergmuizen.  Mogelijk dat de biotoopsverbetering voor de toename gezorgd heeft maar het kan ook zijn dat de soort het in ieder geval goed heeft gedaan in 2018. Een andere oorzaak zou kunnen zijn dat de droge omstandigheden met het lage waterpeil in het bos voor een meer geschikte biotoop heeft gezorgd in 2018.  Komende jaren gaan we door met het tellen en dan zullen we zien of het hoge aantal in 2018 een uitzondering was of dat het om een meer permante toename gaat.