Bijzondere dwaalgast in Noordlaren (1916)
Begin 20e eeuw werden roofvogels nog zonder pardon uit de lucht geschoten. Dat overkwam ook de steenarend die in 2016 over Noordlaren vloog. Amateurhistoricus Henk Luning (1935) zocht uit wat er precies gebeurde en schreef er speciaal voor Het Groninger landschap een mooi verhaal over.
Door Henk Luning
Volgens een opgave van SOVON waren er in 2022 een dertigtal broedparen van de zeearend in ons land. Na een afwezigheid van enige eeuwen waarin ze zich wel eens lieten zien maar niet welkom waren werd er in 2006 in de Oostvaardersplassen voor het eerst weer een succesvolle broedpoging waargenomen. In een ver verleden moet dat niet ongewoon zijn geweest. Vrij zeldzame archeologische vondsten vanaf het pleistoceen zijn daarvan het bewijs.
Doch volgens oude opvattingen over het beheer van de natuur bestonden er nu eenmaal alleen maar nuttige en schadelijke dieren. Daarbij had de zeearend de pech tot de roofzuchtigste vliegers te worden gerekend die aan het wild van de herenjagers enorme schade toebrachten. Zodra deze vogels zich boven land vertoonden probeerden de liefhebbers van de jacht de dieren te doden. Daarmee geheel in stijl schoot in 1892 een jager van de koningin een exemplaar op het koninklijk domein Raaphorst bij Scheveningen. Het dier had een vlucht van 7 Rijnlandse voet (2.20 m)
Voor 1900 zijn er zo veel meer meldingen van zeearenden bekend die allen hun bezoek met de dood moesten bekopen. Het zijn juist de veranderende inzichten over natuurbescherming die er zorg voor droegen dat er een langzame kentering ten goede aanbrak voor de majestueuze vogel. Vanaf 2011 broeden de zeearenden met wisselend succes in het Nationaal Park Lauwersmeer en sloegen de ‘vliegende deuren’ hun vleugels verder uit. Sinds 2017 voelen zeearenden zich eveneens thuis in het Hunzedal bij het Zuidlaardermeer. Daar worden vervolgens jaarlijks enkele jongen uitgebroed. De dieren leven hier nu in een gebied waar naast natuur ook menselijke activiteiten zoals landbouw, recreatie en drinkwaterwinning een belangrijke functie hebben. In combinatie met waterberging heeft hier grootschalige natuurontwikkeling plaatsgevonden. Hierdoor is niet alleen leefgebied ontstaan voor de zeearend, maar ook voor andere beschermde soorten zoals otter en bever. Het arendsnest ligt in een niet toegankelijk natuurgebiedje en het Groninger Landschap roept op om op gepaste afstand van het nest te blijven.
Verdwaalde steenarend
Bij hoge uitzondering wordt er in ons land wel eens een steenarend gespot. Het is een soort die een grote voorkeur heeft voor hoge bergkammen. Broedend op een vrijwel onbereikbare rotspunt is hij de schrik van het hooggebergte. Dat er in 1858 een steenarend neerstreek in het Gelderse Batenburg die daar veel eenden en kippen zou hebben gedood is niet te verifiëren. Evenzo is dat het geval met een bericht uit 1898 dat er een vermoeid jong exemplaar neerstreek op een Texelse vissersboot. Doch vanaf 1900 zijn er betrouwbare berichten over het voorkomen in ons land en daaronder valt ook de geschoten steenarend in Noordlaren.
De burgemeester van Loosdrecht, Jhr.Mr. Q.J. van Swinderen, had als markgenoot in Noordlaren het recht om daar te jagen. Bovendien pachtte hij er voor zichzelf het jachtrecht op het Noordlaarderdeel van het Zuidlaardermeer. Omdat hij slechts een paar keer per jaar naar het hoge noorden kwam was hij zelf van mening ter plekke iets goeds te doen voor de wildstand en zo overbejaging voorkwam.[i] Samen met zijn vriend, de secretaris van de Centrale Gezondheidsraad Jhr.Mr. H.A.M. van Asch van Wijck, waren ze er op woensdag 22 november 1916 vanuit het familiebezit Blankeweer op pad gegaan om te jagen. Daarbij schoot Van Asch van Wijck de hier te lande bijzonder zeldzame vogelsoort.[ii]
Volgens de coördinaten gebeurde dat op de es op zo’n 200 meter ten zuidoosten van de begraafplaats. De op dat moment nog vrij jonge eiken die daar stonden boden het dier zo mogelijk een goede uitgangbasis iets eetbaars te verschalken. De grote roofvogel bleek een spanwijdte te hebben van 2.16 m. Van kop tot staart werd 96 cm gemeten. Verder droeg het dier een donkerbruin kleed met een licht- of roodbruin achterhoofd en grijze staart- en slagpennen met enkele donkere banden en zwarte toppen. Onvolwassen dieren hebben een grote witte vlek op de onder vleugel en een witte staartbasis en ook dat was hier het geval.
Na de buitgemaakte vogel te hebben gefotografeerd stuurden de heren het dier naar het atelier van A. van Egmond te Leiden die preparateur was bij Naturalis. En om er zeker van te zijn om welke vogel het nu eigenlijk precies ging lieten ze het dier determineren door de bekende ornitholoog Mr. Dr. R. C.E.G.J. baron Snouckaert van Schauburg uit Doorn. Hij stelde vast dat het hier inderdaad ging om een nog jonge steenarend van 3 à 4 jaar oud.
Bij de sectie was al gebleken dat zich in de maag van het kadaver een bijna verteerd konijn bevond en in de krop de voorste helft van een met huid en haar verslonden haas. Gedacht werd dat de steenarend met de sneeuwstorm die op 18 en 19 november via Duitsland over ons land trok naar hier was gekomen. En over het voorkomen van steenarenden schreef de baron al eerder in zijn in 1908 te Leeuwarden verschenen ‘Avifauna Neerlandica’ dat het thuis is in het Europese en Siberische hooggebergte en hier zelden voorkomt. Het was hem bekend dat er in 1851 een exemplaar geschoten was bij Den Haag die terecht kwam in de collectie van Dr. Broers in Leiden. Ook was er een lang geleden geschoten exemplaar in een museum in Zwolle. En op 12 December 1900 wes er een steenarend gevangen bij het Friese Lippenhuizen, die levend in Artis belande.
De steenarend uit Noordlaren werd geschonken en bewaard bij Naturalis maar later uit de collectie verwijderd. De foto die destijds door Van Asch van Wijck was gemaakt werd wegens de slechte conditie tussen 1940-1950 verbrand. Doch deze dook later weer op waardoor CDNA in staat was deze melding te maken die al eerder was verwijderd uit de Nederlandse lijst (van Lizendoorn et al 1996). De bijgehouden lijst bevat vanaf 1900 tot heden 21 meldingen van gesignaleerde steenarenden in Nederland. Daarbij staat het Noordlaarder exemplaar tot 2015 te boek als enig exemplaar in het Groningerland ooit (in 2015 is er eentje gespot bij Stadskanaal).
[i]De Nederlandsche Jager, 30-12-1929 / 423
[ii]De Nederlandsche Jager, 24-3-1917, Nieuwsblad van het Noorden, 27-11-1916 en gegevens Naturalis CDNA