Zaagmolen Bovenrijge mag dan misschien de kleinste van de beide molens in Ten Boer zijn, het is wel de meest veelzijdige van de twee. Bovenrijge heeft dienst gedaan als zaagmolen, poldermolen, pelmolen én korenmolen. Deze kleine molen werd oorspronkelijk in 1903 tussen Thesinge en Ten Boer gebouwd door boer G. van Dijk. Hij bouwde de molen uit liefhebberij en voor eigen gebruik. De molen deed zijn werk tot eind jaren vijftig.
Bovenrijge is een achtkante stellingmolen. De stelling is de houten omloop bovenop een (meestal) stenen onderbouw. Stellingmolens zijn daardoor tot wel 12 meter hoger dan grondzeilers. Grondzeilers zijn molens waarvan de wieken bijna de grond raken. Stellingmolens staan meestal in de bebouwde kom. Daar is immers meer hoogte nodig om genoeg wind te vangen. Grondzeilers staan in het open veld.
Zaagmolens staan altijd aan het water. Zo kunnen de boomstammen makkelijk worden aangevoerd. De stammen lagen eerst een jaar in het water (in een zogenaamd balkgat), voordat ze konden worden verwerkt. Daarna werden de stammen over de zaagslede naar een zaagraam geleid. De draaiende beweging van de windmolen werd met behulp van een krukas omgezet in een op-en-neergaande beweging. Op deze wijze werden de zaagbladen in het zaagraam aangedreven.
De zaagslede van molen Bovenrijge is nog authentiek. Op de zaagslede werden de te zagen boomstammen vastgemaakt. De slede werd vervolgens voortbewogen door een tandwielensysteem (krabbelwerk genoemd) en richting én door het zaagraam geduwd.
De uitvinding van de krukas is erg belangrijk geweest. Met deze uitvinding werd het mogelijk om een draaiende beweging om te zetten in een op-en-neergaande beweging en zo kond op grote schaal en met grote precisie machinaal planken worden gezaagd. Daarvoor gebeurde dit handmatig.
"De herbouw heeft een aantal jaren geduurd, we zijn enorm trots op het resultaat!"